Eén van mijn specialismen binnen het agrarisch recht betreft het aanvechten van opgelegde bestuurlijke boetes als gevolg van (vermeende)overtredingen van de Meststoffenwet, de mestboetes. Met name door enkele belangrijke uitspraken van het hoogste rechtscollege op dit gebied, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), besluit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in tal van lopende zaken alsnog tot het laten vervallen van opgelegde boetes. Graag leg ik uit hoe dit zit.

Uitspraken CBb

In een drietal uitspraken van 18 december 2019, in hoger beroep, die min of meer op dezelfde soort kwesties zagen, zijn door het CBb boetes geschrapt. Omdat de betrokken veehouders zich onvoldoende konden verweren tegen het vermoeden dat zij de Meststoffenwet hadden overtreden, aldus het CBb. Dat kan de veehouder alleen als de minister de door haar gebruikte correctiefactoren en marges (op tijd) onthult. De minister hield deze echter deels geheim om te voorkomen dat veehouders hun gedrag daarop konden afstemmen.

Wat speelt er precies?

Veehouders moeten een mestboekhouding voeren, waarin zij productie, afvoer en opslag van mest verantwoorden. Als deze boekhouding niet sluitend is, of wanneer de gebruiksnormen worden overschreden, dan vat RVO dat op als een aanwijzing dat er niet wordt voldaan aan de verantwoordingsplicht. Of dat er sprake is van een overtreding van de gebruiksnormen. Met als gevolg over het algemeen (zeer) hoge boetes.

De veehouder moet dan aantonen dat wel wordt voldaan aan de gestelde wettelijke eisen. Het CBb is daarbij, blijkens de uitspraken, van mening dat dat vermeende overtreders wel de “spelregels” moeten kennen. RVO hield eerder sommige marges in het kader van handhaving geheim.

Overigens zijn in juni 2018 de nodige handhavingsmarges alsnog bekend gemaakt. Ook al naar aanleiding van de toen nog lopende beroepszaken waarin nu is beslist.

Gevolgen

Het “uitprocederen” vanaf het moment tot het voornemen tot het opleggen van een boete door RVO tot de hoogste rechter jaren kan duren. Met als gevolg dat tal van die zaken die nog in bezwaarfase of in beroep of hoger beroep lopen, ook profijt kunnen hebben van de aangehaalde uitspraken.

Ik merk nu in een aantal zaken in bezwaar of beroep, waarvan een groot aantal werd aangehouden in afwachting van de genoemde uitspraken, dat RVO de boetes laat vervallen.

Onder verwijzing naar de uitspraken. Zonder dat verder een beoordeling plaatsvindt van de (andere) aangevoerde bezwaar- of beroepsgronden.

RVO motiveert dit door te stellen dat het CBb heeft geoordeeld dat ten onrechte geen inzicht is gegeven in de nauwkeurigheidsmarges die worden toegepast bij het vaststellen van de overtreding en de boeteberekening. En dat in zaken waar eveneens sprake is van toepassing van de in de uitspraken genoemde en destijds nog niet gepubliceerde marges, de boete komt te vervallen.

Conclusie

De hiervoor aangehaalde uitspraken kunnen in mestboetezaken van 2018 of eerder perspectief bieden teneinde de boete van tafel te krijgen. Verwijs daar ook naar in uw reactie op de boete!

Uiteraard kan ik u hier ook in bijstaan.

Rob Scholten

De Bestuursrechtjurist

2 maart 2019